Het nationale park Donaña beschikt over een zeer rustgevende omgeving. Het ligt aan de Atlantische Oceaan aan de monding van de Guadalquivir in Andalusië. Voordat het park toegankelijk is gemaakt voor toeristen was het eigendom van de hertogen van Medina Sidonia. Vandaar ook het woord Coto wat nog in de naam van het park zit want letterlijk betekent dit een afgebakend jachtterrein. Alleen de hertogen hadden toestemming om hier te jagen. Het overige gedeelte van de naam, Donaña, is hoogstwaarschijnlijk afkomstig van de de vrouw van de zevende hertog Don Alonso Perez de Guzma.
Het park zelf vormt een grens tussen twee provinciën. Namelijk de Huelva en de Sevilla provincie. Door het gehele gebied zijn er wegen, want in feite ook niet nodig is omdat het niet wordt toegestaan om er te bouwen, wonen, of te verblijven. Daarnaast beschikken de weinige mensen die er al wonen niet over vorm van elektriciteit. Men leeft daar nog natuurgetrouw.
De totale oppervlakte van het park beslaat meer dan 50.000 hectare. Het gebied zelf is een populaire plaats voor trekvogels om even tot rust te komen eer zij hun trektocht naar het zuiden vervolgen. Naast de enkele moerassen die zich bevinden in het park stromen er ook twee grote rivieren doorheen. Namelijk de Cano del Guadiamar en de Arroya de la Rodna.
